Een stenen spiltrap kan op heel verschillende manieren gebouwd zijn. Bij een
natuurstenen spiltrap
hoeven, simpel gezegd, de vooraf in de juiste vorm gehakte treden
maar spiraalvormig op elkaar gelegd te worden.
Bij een bakstenen spiltrap valt er weinig te stapelen, er zal gemetseld moeten worden.
De treden, van
baksteen,
hout
of
natuursteen,
rusten op een gewelf dat zich
omhoog wentelt. Duidelijk is dit te zien bij een
schroefgewelf,
daar kunnen de treden zo op gemetseld worden. Vaak worden in een vierkante
traptoren
horizontale
tongewelfjes
geslagen, die steeds een kwart van de omwenteling omvatten,
waarbij ieder gewelfje ten opzichte van het voorgaande flink wat hoger ligt.
Daarop wordt dan verder gebouwd. Bij een tussenvorm volgen vele kleine gewelfjes
schroefvormig
op elkaar. We spreken dan van een
getrapt stijgend tongewelf.
Om te zien om wat voor soort trap het gaat moet je omhoog kijken, want van bovenaf
ziet een bakstenen trap met natuurstenen treden er (bijna) uit als een
natuurstenen spiltrap.
In veel gevallen is het onderste deel van een spiltrap van steen en het hoger gelegen
gedeelte van hout. Onderaan is er meer kans op houtrot en bovendien heeft
steen meer aanzien. En niet te vergeten: steen is sterker en beter bestand tegen slijtage.
Het lijkt dan ook merkwaardig dat op bakstenen treden vaak een houten
plank
te vinden is:
baksteen slijt wel, maar hout nog sneller. Alleen vervang je gemakkelijker
een plank dan een gemetselde trede.
Tekst: Jean Penders (10-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders